Korte samenvatting

Dissertatie: Mater Sapientia

In de werken van de kerkvader Augustinus (354-430) komen veel verwijzingen voor naar het moederschap. Deze studie onderzoekt deze verwijzingen in zijn teksten en analyseert de betekenis van deze moederlijke beelden vanuit het perspectief van de studie spiritualiteit, kerkgeschiedenis en genderstudies. Deze studie reconstrueert ook de verhouding tussen Augustinus en zijn moeder Monnica, en werpt een nieuw licht op het moederschap van de vriendin van Augustinus, die de moeder was van zijn zoon Adeodatus. 

Het geestelijke moederschap en het moederschap van God zijn sleutelbegrippen  in Augustinus’ op het mystagogisch proces, waarin de mens wordt ingevoerd in het geheim van God. Augustinus schrijft aspecten van het geestelijke moederschap toe aan personen als Monnica, Maria de moeder van Jezus, en de apostel Paulus, en aan onpersoonlijke gestaltes zoals de kerk en de heilige Schrift. Aspecten van het goddelijke moederschap werden zichtbaar in Augustinus’ werken met betrekking tot goddelijke personificaties als Wijsheid, Christus en het hemelse Jeruzalem.

Door deze tekstuele bevindingen en hun theologisch patronen te volgen, toonde dit onderzoek twee heilswegen, die beide verwijzen naar moederlijke gestalten en die gelijktijdig aanwezig zijn in Augustinus’ werken: een behoort toe aan een vroegchristelijke Wijsheidstraditie waarin moeder Wijsheid centraal staat en Jezus haar gezant is, en de andere wijst op de gevestigde traditie waarin de nadruk ligt op Maria die Gods Zoon gebaard heeft. Beide heilswegen mondden uit in de kerk en vinden hun voltooiing in het hemelse Jeruzalem.

Augustinus heeft deze twee heilswegen met elkaar verweven, maar ze zijn als afzonderlijke wegen herkenbaar in de moederlijke symboliek van ‘voeden’ en ‘dragen en baren’ die hij vaak gebruikt in zijn werken. Beide verwijzen naar de betrokkenheid van de heilige Geest op de gemeenschap van de kerk. Met deze symbolische constructies bevestigt en bewerkt hij het beeld van de kerk als moeder en onderstreept hij de mystagogische functies van de kerk bij de vorming van het geloof (koesteren, dragen, baren, voeden, spenen). De mystagogische functies die Augustinus tot uitdrukking brengt in de symboliek van het moederschap verwijzen in het bijzonder naar een continuering van de spirituele ervaring gedurende het hele proces van christelijke initiatie. Dit proces begint bij de kennismaking met het christelijke geloof en wordt voltooid bij de uiteindelijke inwijding in de eeuwige gelukzaligheid van Gods bestaan.

Dit onderzoek toont dat het christelijke concept en praktijk van initiatie niet alleen beschreven en verstaan moet worden in termen van de maieutiek. In Augustinus’ interpretatie van christelijke initiatie, zijn de geestelijke moeder en de leerling (myste) beide subject in het mystagogische proces. Bij de christelijke initiatie gaat de leiding uit van de heilige Geest die op beiden betrokken is, terwijl in de maieutiek de vroedvrouw leiding geeft aan het mystagogische proces van de leerling die zij begeleidt. Door het ontdekken en bespreken van dit verschil, geeft deze studie een vernieuwende impuls aan het hedendaagse onderzoek naar mystagogische inzichten en praktijken.